T.S. Eliot

Home
Up
J.W. Schulte Nordholt
Toon Tellegen
Gerrit Achterberg
Paul Gerhardt
Petrarca
T.S. Eliot
Wallace Stevens
Herbert's Temple
Ida Gerhardt
Nijhoff - het licht
Victor Hugo
Charles Péguy
Franz Kafka
Revius
sprokkels

T.S. Eliot : The Journey of the Magi door The Waste Land

 

teksten geschreven voor en uitgesproken tijdens enkele concerten met triosonates  van Willem Ceuleers. Het eerste concert vond plaats op 29 januari 2006 in de Protestantse Kerk van Antwerpen-Oost

 

De titel was: Ceuleers meets mr. Eliot

deel II: overe the Hollow Men

deel III: over Ash-Wednesday

deel IV: over Four Quartets

 

extraatje: de 'andere Eliot'. De humorist (Hippopotamus) en The Naming of Cats...

 

1. Waarom het echt nieuwe doortrokken is van het oude

 

twee citaten uit  ‘Tradition and the Individual Talent’ uit 1928:

[Wij hebben de neiging] “om – wanneer wij een dichter lof toezwaaien – dat wij vooral letten op aspecten van zijn werk waarin hij het minst op anderen lijkt; In die aspecten of onderdelen van zijn werk menen we het meest persoonlijke element aan te treffen, iets dat het geheel eigen wezen van de dichter uitmaakt. We staan graag stil bij de verschillen tussen hem en zijn voorgangers, vooral zijn directe voorgangers; we proberen de vinger te leggen bij iets dat je kunt isoleren om ervan te genieten. Maar als je een dichter benadert zonder dit vooroordeel, dan kan vaak blijken dat niet alleen de beste, maar ook de persoonlijkste onderdelen van zijn werk die punten zijn waar op de gestorven dichters, zijn voorouders, hun onsterfelijkheid het krachtigst bewijzen. En dan heb ik het niet over de ontvankelijkheid der jeugd, maar over het rijpste werk.

[…]

Traditie valt je niet als een erfenis toe, en wil je traditie hebben, dan zul je daar hard voor moeten werken. Zij behelst in de eerste plaats historisch besef. Dit besef mag welhaast onmisbaar heten voor iemand die dichter wil blijven tot na zijn vijfentwintigste; en historisch besef betekent inzicht niet alleen in de verledenheid van het verleden maar ook in de tegenwoordigheid van het verleden; historisch besef noopt je te schrijven met niet alleen je eigen generatie in je bloed maar met het gevoel dat de gehele Europese literatuur van Homerus af, en daarbinnen de gehele literatuur van je land, een gelijktijdig bestaan heeft en een gelijktijdig bestaande orde vormt. Het historisch besef, een besef van zowel het tijdloze als het tijdelijke en van het tijdloze en tijdelijke samen, maakt een schrijver traditioneel. En tegelijk maakt het een schrijver bewust van zijn plaats in de tijd, van zijn eigen tijdelijkheid en eigentijdsheid.”

De stelling van T.S. Eliot is dus - samengevat - dat het werkelijk vernieuwende van een dichter – kunstenaar – niet is wat hem van de traditie onderscheidt, zoals wij meestal menen, maar juist dat wat hem er mee verbindt, datgene waarin hij de traditie zelf opneemt en doorgeeft. Vervang in het bovenstaande citaat dichtkunst door muziek, en we horen hier een appreciatie van het werk van Willem Ceuleers in. Je kunt ‘m in z’n triosonates van 20 jaar geleden bezig horen met stukken traditie die hij bestudeert, verwerkt, in zich opneemt en zo zich eigen te maken dat het zijn traditie wordt… en zijn muziek dus muziek van deze tijd.

 

Wij moeten ons - dixit Eliot - niet blindstaren op wat zich los van de traditie poneert als nieuw… nog nooit vertoond etc...  . Niet dat is hetgeen wat kunst waardevol maakt (of 'een menselijk artefact tot kunst' maakt).

- Neos heet dat in het Grieks. Zulke noviteiten zullen vaak als rariteiten in het vergeetboek van de geschiedenis terechtkomen.
Naast Neos heb je ook nog Kainè in het Grieks = nieuw als die beweging die het vorige meeneemt terwijl het het verdiept, vernieuwt, aanvult, verrijkt…

- Kainè diathèke is het Griekse woord voor dat deel van de bijbel dat wij kennen als het ‘nieuwe testament’.. Niet voor niets..

 

muziek

 

2. Ik stel u even voor aan T.S. Eliot.

Geboren in 1888 in de Amerika stammend uit een familie die 200 jaar eerder uit Engeland was weggetrokken vanwege de godsdienstvervolging. Zijn grootvader William Greenleaf Eliot was zendingspredikant van de Unitariërskerk en een dominante persoonlijkheid. Zijn vader was een succesvol zakenman De spreuk van de familie is: Tace aut face = Zwijg of handel. (of vlotter en meer gevoelsmatig correct: Of je doet iets, of je houdt je mond.

 

Tom doet – vanuit deze familie bezien – alles fout. Hij zweert de kerk van zijn ouders af, hij remigreert naar en vestigt zich uiteindelijk in Engeland, hij laat de kans om in Harvard te gaan studeren – op verzoek van zijn professor – liggen en wordt … dichter, schrijver. Z’n brood verdient hij door te werken op een bank en later bij een uitgever.

 

Zijn adolescentie verloopt zeer verward. Er is een diepe, maar ook pijnlijke vriendschap met Bertrand Russell en er is de dichter Ezra Pound, die zich over de jonge dichter ontfermt en diens genialiteit openlijk bewondert. Hij zorgt ook voor de publicatie van Eliots eerste gedichten. Eliot ontpopt zich als de eerste en tevens grootste modernistische dichter van de Engelse taal.Toch is hij in zijn levensttijl totaal anders dan de modernisten op het vaste land. Hij heeft niets bohémiens over zich, slaat ook geen afbrekende of opruiende taal uit, neen, hij is met dat hij moderner is dan allen, tegelijk conservatiever dan allen. Het clubje rond Virginia Woolf (Bloomsbury group) moet uiteindelijk niets meer van hem hebben… , zeker als bekend wordt dat hij de - grote dichter van de moderne wanhoop - zich in op 29 juni 1926 heeft laten dopen en lid is geworden van de Anglicaanse kerk. Velen verklaren hem ‘geestelijk dood’.

 

Hij was geen gemakkelijk man. Als criticus werd hij gevreesd en als persoon waren er maar weinig die zich bij hem op hun gemak voelden. Toch was hij heel zacht van karakter en verlegen. Eliot zou Eliot niet zijn als hij – met typisch britse humor – hier geen prachtig zelfportret van zou hebben gemaakt… (Het komt voor in ‘five finger-exercises’ uit 1933, overigens een tribuut aan Strawinskis gelijknamige muziekwerkje).

 

Bij leven is hij – hoewel wereldberoemd – Nobelprijs 1948 – een beetje aan het Nederlandstalige cultuurleven voorbijgegaan, uitgenomen zijn theaterstuk ‘Murder in the Cathedral’ dat veel middelbare scholieren hebben gelezen.. lekker kort. De enige dichter die ik ken die zich intensief met Eliot heeft bezig gehouden en ook vertaald is Martinus Nijhoff.. Diens grote gedicht ‘Awater’ vertoont ook zeker verwantschap met Eliots “The Waste Land”. Misschien herkende de aristocraat Nijhoff zich wel in deze Mr. Eliot… Hij is ook degene die dat kleine zelfportretje vrij, maar wel adequaat vertaalde.

 

Hoe onbehagelijk het is Mr Eliot te ontmoeten (vertaling M. Nijhoff)

How unpleasant to meet Mr Eliot !
With his features of clerical cut,
And his brow so grim
And his mouth so prim
And his conversation, so nicely
Restricted to What Precisely
And If and Perhaps and But.
How unpleasant to meet Mr Eliot !

 

Een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.

Hij ziet er uit als een blikken dominee .

Zijn gezicht heeft iets stuurs,

zijn mond iets zoet-zuurs,

zijn minzame antwoorden, negen keer van de tien,

beperken zich tot: Misschien, of Indien,

of Dat staat te bezien,

Nee,

een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
 


 

muziek

 

3. The Waste Land

Het is duidelijk dat Eliot grote crississen heeft meegemaakt in zijn leven. Als je zijn biografie napluist dan vind je er sporen van. Er is de quasi levenslange relatie met Emily Hale, die dateert van voor WO I.

Toevoeging 2020: Zij is en blijft zijn confidante tot Eliot in 1957 met z'n secretaresse huwt. De 1,131 brieven die Eliot aan Hale schreeft (persoonlijke, vertrouwelijke brieven) lagen tot januari 2020 verzegeld in Princeton University Library. Daar zijn ze toen (50 jaar na Hale's overlijden, zo door haar bepaald) geopend). De brieven getuigen van een zeer grote nabijheid. Op dezelfde dag verscheen vanuit Harvard’s Houghton Library ook een postume verklaring van Eliot zelf, die hij in 1960 had geschreven, waarin hij stelt dat de relatie nooit seksueel is geweest. Kortom: voer genoeg voor nog meer boeken over Eliot.  

Er is het verlies van een vriend geweest in de oorlog, er is zijn huwelijk met Vivien Heigh-Wood in 1915, een blijkbaar zeer bijzondere vrouw, wier genialiteit echter ontspoort en die in een psychose belandt.

Begin jaren '20 gaat met Eliot alles mis, zo erg zelfs dat Eliot de wanhoop nabij is en zich bizar begint te gedragen. Ezra Pound regelt een opname en behandeling in een psychiatrische kliniek in Zwitserland. Als hij terugkomt is hij er na drie maanden al weer even erg aan toe. Slechts één ding is er bij gekomen. Hij overhandigt een geschrift met meer dan 1000 verzen aan Ezra Pound…

Die is er helemaal van ondersteboven. Dit is ongehoord krachtige taal. Alleen te lang. Teveel. Hij knipt er grondig in: Eliot later ook nog en er blijven 433 versregels over: The Waste Land is geboren, één van 's werelds meest becommentarieerde gedichten.

 

Het bestaat uit 5 delen;

Waarschijnlijk zit heel Eliots leven tot dan toe zit er in, alle wanhoop… maar je merkt er niets van, want naast de inschakeling van de traditie in het kunstenaarschap hoort de uitschakeling van de individualiteit, de eigen persoonlijke emoties tot zijn dichterscredo..

Nogmaals uit het opstel waarmee ik begon.

Een van de fouten van dichterlijke excentriciteit is het zoeken naar nieuw uit te drukken menselijke emoties; door op de verkeerde plaats naar vernieuwing te zoeken komt men uit bij ontaarding…

Poëzie is niet het luchten van emotie maar een ontsnapping aan emotie; het is geen expressie van persoonlijkheid, maar een ontsnapping aan persoonlijkheid. Maar natuurlijk weten alleen zij die persoonlijkheid en emoties bezitten wat het betekent, aan die dingen te willen ontsnappen.

 

De Zwitserse psychiater zit verstopt in the Waste land (in deel III, De Vuurrede, een verwijzing naar de Boeddha)… maar de wanhoop die hij daar ervoer is via een bijbelse associatie (psalm 137, de rivieren van babylon, waar wij weenden) geïntensiveerd tot een emotie met meer dan persoonlijke betekenis.

 

 

III: The Fire Sermon / De Vuurrede  (r. 179-186)

.......The nymphs are departed.
And their friends, the loitering heirs of city directors;
Departed, have left no addresses.
By the waters of Leman I sat down and wept...
Sweet Thames, run softly till I end my song,
Sweet Thames, run softly, for I speak not loud or long.
But at my back in a cold blast I hear
The rattle of the bones, and chuckle spread from ear to ear.
 
 
III (slot ; r. 292-311)
 
Highbury bore me. Richmond and Kew
Undid me. By Richmond I raised my knees
Supine on the floor of a narrow canoe.' 295
'My feet are at Moorgate, and my heart
Under my feet. After the event
He wept. He promised "a new start".
I made no comment. What should I resent?'
'On Margate Sands. 300
I can connect
Nothing with nothing.
The broken fingernails of dirty hands.
My people humble people who expect
Nothing.' 305
la la

To Carthage then I came

Burning burning burning burning
O Lord Thou pluckest me out
O Lord Thou pluckest 310

burning

NEDERLANDSE VERTALING

uit W. Bronzwaer, T.S. Eliot Gedichten, resp. p. 117, 123, 127 en is van de vertaler: Theo van Baaren.

De nymphen zijn vertrokken.
Hun vrienden ook, de luierende zoons van grote zakenlui;
Vertrokken, zonder achterlating van adres.
Aan de wateren van Leman zat ik teneer en weende. . .
Lieflijke Theems, stroom zacht, tot ik eindig mijn zang,
Lieflijke Theems, stroom zacht, want ik spreek niet luid noch lang.
Maar achter mijn rug in koude vlagen hoor
Ik beenderen ratelen, en grinniken gespreid van oor tot oor.
 
In Highbury geboren. In Richmond en Kew verloren.
'k Verhief mijn knieën in Richmond aangekomen,
Achterover in mijn smalle kano uitgestrekt.'
'Mijn voeten zijn te Moorgate, en mijn hart
Onder mijn voeten. Toen het was gebeurd
Beloofde hij" een nieuw begin" vol smart.
Ik heb' t niet goed- noch afgekeurd. Waarom verbitterd of getreurd ?'
'Op' t strand van Margate
Kan ik verbinden
Niets met niets.
Gebroken nagels van vuile handen.
Mijn familie, kleine lui, die niets
Verwachten. '
lala

Te Carthago kwam ik toen

Brandend brandend brandend brandend
O Heer Gij trekt mij uit
O Heer Gij trekt

Brandend

 

 

In het volgende stuk wordt de desolaatheid, the Waste land, in taal (woorden, siginifiers en klanken tegelijk)  opgeroepen. Het komt uit het laatste deel:  ‘Wat de donder sprak’  (What the thunder said)

 

V. WHAT THE THUNDER SAID / Wat de donder sprak (r. 332-358)

 

AFTER the torchlight red on sweaty faces
After the frosty silence in the gardens
After the agony in stony places
The shouting and the crying 325
Prison and place and reverberation
Of thunder of spring over distant mountains
He who was living is now dead
We who were living are now dying
With a little patience 330

Here is no water but only rock
Rock and no water and the sandy road
The road winding above among the mountains
Which are mountains of rock without water
If there were water we should stop and drink 335
Amongst the rock one cannot stop or think
Sweat is dry and feet are in the sand
If there were only water amongst the rock
Dead mountain mouth of carious teeth that cannot spit
Here one can neither stand nor lie nor sit340
There is not even silence in the mountains
But dry sterile thunder without rain
There is not even solitude in the mountains
But red sullen faces sneer and snarl
From doors of mudcracked houses
If there were water 345
And no rock
If there were rock
And also water
And water
A spring 350
A pool among the rock
If there were the sound of water only
Not the cicada
And dry grass singing
But sound of water over a rock355
Where the hermit-thrush sings in the pine trees
Drip drop drip drop drop drop drop
But there is no water

 

Na' t toorts licht rood op bezwete gelaten
Na de kille stilte in de tuinen
Na de doodsstrijd op rotsige plaatsen
Het roepen en het schreeuwen
Kerker en paleis en weerklank
Van lente-donder over verre bergen
Is Hij die leefde
Zijn wij die leefden nu stervend
Met een weinig geduld

Hier is geen water maar enkel rots
Rots en geen water en de weg vol zand
De weg kronkelend boven door de bergen
Die bergen van rotsen zijn zonder water
Wij hielden was er water halt om ons te drenken
Men kan tussen de rotsen niet stil staan of denken
Zweet is droog en voeten staan in 't zand
Als er slechts water tussen de rotsen was
Bergmond dood vol tanden rot tot spuwen niet in staat
Hier is men niet tot liggen, zitten noch tot staan in staat
Zelfs is er niet eens stilte in de bergen
Maar donder droog steriel en zonder regen
Zelfs eenzaamheid is er niet in de bergen
Gezichten mokkend rood grijnzen en grauwen
In deuren van moddergebarsten huizen
Indien er water was
En geen rots
Indien er rots was
En ook nog water
En water
Een bron
Een poel tussen de rotsen
Indien er slechts de klank van water ware
Niet de krekel
En droog gras zingend
Maar klank van water over een rots
Waar de lijster eenzaam zingt in de dennen
Drip drop drip drop drop drop drop
Maar er is geen water

 

 

complete engelse tekst op het internet in het Engels: o.a.

https://bartleby.com/201/1.html

 


 

muziek
 

The Journey of the Magi

Zoals gezegd is Eliot in 1926 toegetreden tot de Anglicaanse kerk. In 1927 schrijft hij op verzoek van een uitgever een kerstgedicht in de reeks ‘Ariel-poems’. Het is ‘The journey of the Magi’. Ik heb een vertaling achterop afgedrukt.

 

Het is zeker geen stichtelijke poëzie, in de binnenkerkelijke zin. Dat weigerde hij te schrijven. Een dichter heeft een veel wijdsere roeping en moet altijd bezig zijn met het naar voren brengen van betekenis vanuit de hele levenswerkelijkheid, zodat ieder die leeft zich erin herkennen kan.

 

Eliot is enorm geraakt geweest voor en na zijn bekering door preken van een zekere Lancelot Andrewes, een Anglicaanse predikant uit… het begin van de 17de eeuw.

Een hele reeks opstellen heeft Eliot aan hem gewijd en een hele bundel essays aan hem opgedragen. Deze predikant preekte zo intens, geconcentreerd, tekstbetrokken dat je niet anders kon dan met hem meegaan.. het verhaal in… tot het verhaal jouw verhaal werd. Andrewes deed dat in een taal die Eliot vele eeuwen later niet kon weerstaan… Over hem (en indirect zichzelf) schrijft Eliot bijv:  Zijn intellectuele honger werd gestild door de theologie en zijn gevoelens door gebed en liturgie’.(for Lancelot Andrewes, selected essays p 352). Dit gedicht begint met een bijna letterlijk citaat uit een kerstspreek over de Magi (de wijzen, koningen) van deze E.H. (tussen aanhalingstekens) .

Andrewes stelt zich voor hoe ze hun tocht hebben beleefd en laat ze zelf er op terublikken en zo zoekt hij naar wat die reis met hen gedaan zou kunnen hebben..

 

Klik hier voor de pagina met de vertaling:

 

muziek

 

deel II: overe the Hollow Men

deel III: over Ash-Wednesday

deel IV: over Four Quartets

 

© Dick Wursten, februari 2006

Next